De meest gestelde vragen en antwoorden zijn in de volgende rubrieken ondergebracht:
Deze vragen en antwoorden vindt u hieronder en worden telkens geactualiseerd.
Alle organisaties die hulp verlenen aan jeugdigen of die professioneel betrokken zijn bij jeugdigen doen in principe mee in het systeem. Het is wel zo dat organisaties die geen hulp verlenen aan jeugdigen, zoals onderwijs en politie, alleen signalen afgeven in het systeem. Organisaties die het verlenen van hulp aan jeugdigen als kerntaak hebben, kunnen naast het afgeven van signalen ook de zorgcoördinatie uitvoeren. Het systeem kan pas verantwoord worden ingezet als er met de hulpverlenende instellingen afspraken zijn gemaakt over de zorgcoördinatie. Ook met de instellingen die signalen afgeven aan het systeem moet nauwgezet worden overlegd wie in aanmerking komt voor het geven van signalen.
In eerste instantie worden de volgende instellingen aangesloten op het systeem:
GGD, Bureau Jeugdzorg, Maatschappelijk werk, Jeugdgezondheidszorg, Stichting MEE, Veiligheidshuis, instellingen voor jeugdzorg, GGZ-instellingen, REC, ROC, RMC, Halt, Politie, Justitie, Ziekenhuizen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisonderwijs, voortgezet onderwijs, leerplicht lokaal, jongerenwerk, huisartsen.
Nadat de eerste fase is afgerond wordt onderzocht of in een tweede fase andere instellingen moeten worden aangesloten op het systeem.
Ja, dat kan zeker. Dat is ook de bedoeling.
Peuterspeelzalen worden benaderd met de vraag of en hoe zijn willen aansluiten op het systeem. Wie zelfstandig signalen wil afgeven, moet gebruik maken van een pc en aansluiting op internet. Dat kan ook vanuit een privé-situatie of een andere werkplek, omdat het signaleringssysteem een internettoepassing is en met een wachtwoord wordt ingelogd.
Nee, dat is geen verplichting.
Voor een totaaloverzicht zie onder deelnemers op deze website. Het systeem draait ook in alle gemeenten van de provincie Groningen en in alle gemeenten van de provincie Brabant. De regio Hoeksewaard is de aansluiting aan het voorbereiden. De stad Amsterdam en de stadsregio zijn de invoering van een signaleringssysteem dat is gebaseerd op Zorg voor Jeugd, aan het voorbereiden.
Deze landelijke Verwijsindex Risicojongeren registreert risicomeldingen over jongeren van 0 tot 23 jaar. De lokale/regionale systemen, zoals het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, worden aangesloten op deze index. Wanneer er signalen worden afgegeven over een jeugdige buiten de grenzen van een gemeente of regio waar de jeugdige woont, dan geeft de landelijke verwijsindex deze signalen door naar de lokale/regionale systemen.
In tegenstelling tot de lokale/regionale systemen regelt de landelijke index geen coördinatie van zorg in de keten. Hierover moeten afspraken worden gemaakt op lokaal of regionaal niveau.
Het EKD bevat informatie over het kind, de gezinssituatie en de omgeving volgens het motto: geen kind buiten beeld.
Het gaat hierbij om zogenoemde ‘wat’-informatie. Zover gaat het Zorg voor Jeugd systeem niet. Zorg voor Jeugd is in de basis een heel eenvoudige methode waarmee zorginstellingen kunnen zien welke ketenpartners nog meer bij hun cliënt betrokken zijn.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bij uitstek een instrument dat gerichte ondersteuning biedt om de coördinatie van zorg in de keten te versterken. Met het systeem worden problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar in een vroegtijdig stadium gesignaleerd, waarna de coördinatie van zorg in de keten wordt georganiseerd en hulp op elkaar wordt afgestemd.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is ontwikkeld door de gemeente Helmond ontwikkeld in samenwerking met 13 directies. Dit is gebeurd door vooral veel te luisteren en samen te werken. In meerdere fasen van het ontwikkelingsproces zijn directies van instellingen, professionals en vertegenwoordigers van de gemeente bij elkaar gekomen om na te denken over doelen, functies, randvoorwaarden en uitgangspunten. Dat geldt zowel voor de ontwikkeling van de aanpak, als voor de bouw van het systeem. In een proeftuin is het systeem getest. De testresultaten zijn verwerkt in een definitieve versie die nu beschikbaar is voor de markt. Omdat managers en hulpverleners direct betrokken zijn geweest bij de realisatie van het systeem sluit het systeem goed aan op de dagelijkse praktijk. Er is bovendien goed gekeken naar de ervaringen die in het land met andere initiatieven is opgedaan.
Het systeem draait op dit moment in alle gemeenten in de provincie Brabant, alle gemeenten in de provincie Groningen, alle gemeenten in de regio Drechtsteden en AV-gemeenten.
De regio Hoeksewaard is gestart met de voorbereiding van implementatie Zorg voor Jeugd.
Amsterdam en de gemeenten in de stadsregio zijn bezig met de invoering van een signaleringssysteem dat is gebaseerd op Zorg voor Jeugd.
Alle organisaties die hulp verlenen aan jeugdigen of die professioneel betrokken zijn bij jeugdigen doen in principe mee in het systeem. Het is wel zo dat organisaties die geen hulp verlenen aan jeugdigen, zoals onderwijs en politie, alleen signalen afgeven in het systeem. Organisaties die het verlenen van hulp aan jeugdigen als kerntaak hebben, kunnen naast het afgeven van signalen ook de zorgcoördinatie uitvoeren. Het systeem kan pas verantwoord worden ingezet als er met de hulpverlenende instellingen afspraken zijn gemaakt over de ketencoördinatie. Ook met de instellingen die signalen afgeven aan het systeem moet nauwgezet worden overlegd wie in aanmerking komt voor het geven van signalen.
In eerste instantie worden de volgende instellingen aangesloten op het systeem:
GGD, Bureau Jeugdzorg, Maatschappelijk werk, Jeugdgezondheidszorg, Stichting MEE, Veiligheidshuis, instellingen voor jeugdzorg, GGZ-instellingen, REC, ROC, RMC, Halt, Politie, Justitie, Ziekenhuizen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisonderwijs, voortgezet onderwijs, leerplicht lokaal, jongerenwerk, huisartsen.
Nadat de eerste fase is afgerond wordt onderzocht of in een tweede fase andere instellingen moeten worden aangesloten op het systeem.
In het convenant is een escalatieprocedure opgenomen, waarin is vastgelegd hoe de zorgcoördinator moet handelen als hulpverleners het onderling niet eens worden.
In elk geval op twee momenten: als de jeugdige 24 jaar is geworden en als de zorgcoördinator beslist dat een casus kan worden afgesloten (adequate hulpverlening is dan geboden).
Ja, dat kan bij de gemeente waar het signaal is afgegeven. Het bezwaarschrift kunt u indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente.
Ja, dat is zo. De verantwoordelijk zorgcoördinator zal dat dan wel moeten vastleggen in het cliëntsysteem van de betreffende instelling.
In de regio Drechtsteden en AV-gemeenten worden alle ketenregistraties en signalen opgeslagen in één database. Dat is dus geen probleem. Wanneer buiten de regio signalen worden afgegeven over hetzelfde kind zal de landelijke verwijsindex (VIR) de relatie leggen tussen het de signalen.
Nee, er worden geen privacyregels geschonden. Het systeem geeft alleen zogenoemde ‘dat’-informatie door. Dat betekent dat alleen gemeld wordt dat er een contact is met een jeugdige en dat er een situatie is met een bepaalde risicograad. Over de inhoud van het contact en het risico wordt geen informatie uitgewisseld. Overigens is het systeem aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het college en de helpdesk van het Ministerie van Justitie is ook geconsulteerd over het systeem. Daarnaast hebben diverse juristen van betrokken gemeenten en provincies, waar het signaleringsysteem Zorg voor Jeugd is ontwikkeld, het systeem doorgelicht.
De jeugdigen (0-23) die met een hulpvraag worden geregistreerd bij de instellingen, worden (handmatig of geautomatiseerd) opgenomen in de database van Zorg voor Jeugd. Daarmee ziet een instelling automatisch of er ook andere instellingen betrokken zijn. Daarnaast kunnen hulpverleners signalen registreren in het systeem. Zowel bij de signaalregistratie en als bij de registratie van de hulpvraag wordt met behulp van het systeem geverifieerd of deze jeugdige als zodanig ook bekend is in de gemeente of de regio.
Het College Bescherming Persoonsgegevens en juristen van het Ministerie van Justitie hebben geconcludeerd dat het vastleggen en doorgeven van de dat-informatie in Zorg voor Jeugd niet in strijd is met de privacyregels. Daarbij moet wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden. De belangrijkste regel is dat de jeugdige en/of diens ouders/verzorgers eerst moet geïnformeerd moeten worden voordat een registratie of melding wordt ingevoerd.
Vooraf informeren is alleen niet noodzakelijk als er een gevaar dreigt voor de jeugdige of voor de signaalgever. Deze afweging moet de signaalgever zelf maken en kunnen verantwoorden
U kunt als ouder en/of jeugdige een bezwaar indienen bij de gemeente waar het signaal is afgegeven. U heeft ook recht op inzage in het systeem en recht op correctie van gegevens.
Dat is zeker zinvol, maar het wordt door het systeem niet opgelegd. Het is aan de beoordeling van de hulpverlener om te beslissen of er een relatie gelegd moet worden met een van de familieleden of andere betrokkenen in de omgeving van de jeugdige. Vastgelegd wordt om welke relatie het gaat, welke hulpverlener de relatie heeft gelegd en op welke datum. Wederom wordt geen enkele ‘wat’-relatie gelegd.
Indien er twee kinderen worden gemeld uit hetzelfde gezin wordt er geen automatische koppeling gelegd. Iedere casus staat apart. Het systeem geeft wel een signaal op het moment dat er in één gezin twee zorgcoördinerende instellingen worden geregistreerd. Op het adres is dan wel zichtbaar in Zorg voor Jeugd dat er ketenregistraties/signalen zijn van twee kinderen uit één gezin.
|
Voor de signaalgevers is een korte handwijzer opgesteld waarin op een eenvoudige wijze is vastgelegd hoe de signaalgever moet omgaan met het afgeven van signalen. Deze handwijzer is beschikbaar voor deelnemende instellingen.
De keuze tussen de signalen laag, hoog en urgent moet echter niet te zwaar worden gewogen. Als er een match wordt gemaakt, worden alle signaalgevers door de zorgcoördinator gebeld. In dat overleg wordt vervolgens informatie gedeeld over het signaal.
Zie tevens www.meldcriteria.nl
De betrokken ketenpartners zullen in onderling overleg afstemmen hoe de signalen worden opgevolgd. Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd wijst automatisch een organisatie aan die de zorgcoördinatie op zich neemt wanneer meer dan één instelling is betrokken. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het opvolgen van de signalen en voor de onderlinge afstemming van de signalen. De automatische aanwijzing is gebaseerd op de afspraken die met de betreffende instellingen zijn gemaakt in het kader van het convenant zorgcoördinatie.
Als de school/peuterspeelzaal vanwege vakantie gesloten is, worden er vanzelfsprekend ook geen signalen afgegeven.
Hoe de school/peuterspeelzaal de bereikbaarheid geregeld heeft rondom crisissituaties is een interne aangelegenheid. De zorgcoördinerende organisaties hebben dan de verplichting om, gegeven de situatie, te handelen.
Nee, je mag alleen als gebruiker signalen afgeven in Zorg voor Jeugd. Dat is nooit anoniem.
Dan moet de signaalgever, zoals ook nu het geval is, zelf actief handelen en contact leggen met bijvoorbeeld maatschappelijk werk/thuiszorg e.d. Het signaal blijft wel in het systeem. Het systeem geeft ook een bericht terug aan de signaalgever, waarin staat dat er geen andere instellingen betrokken zijn en dat het initiatief van handelen dus ligt bij de signaalgever.
En wordt dan automatisch een zorgcoördinator aangewezen volgens de beslisregels. De beide instellingen die het signaal hebben afgegeven, krijgen hierover een email. Bovendien zien ze na het melden van het signaal, direct in het in het systeem welke instellingen eerder een signaal hebben afgegeven.
|
Er wordt vanuit gegaan dat iedereen hier professioneel mee om gaat. De zorgcoördinator zal contact leggen met de signaalgever. De signaalgever zal dan moeten uitleggen waarom hij of zij een urgent signaal heeft afgegeven. Deze procedure waarborgt dat signaalgevers het gebruik van signalen misbruiken. Daarnaast beschikken de signaalgevers over een handwijzer waarin een eenvoudige richtlijn is uitgewerkt met betrekking tot het geven van signalen.
De verantwoordelijk zorgcoördinator bepaalt op welke moment de ketenregistratie en signalen worden verwijderd uit het systeem. Dat gebeurt op het moment dat geen zorgen meer bestaan over de jeugdige. Wanneer de ketenregistraties en signalen worden verwijderd, zakken de registraties naar de historie binnen de database. Op het moment dat er weer een nieuwe ketenregistratie en/of signaal wordt afgegeven over deze jeugdige, bepaalt de verantwoordelijke zorgcoordinator of de historie weer geactualiseerd moet worden.
Nee, dat kan niet. Het overzicht van afgegeven signalen over een jeugdige wordt pas zichtbaar nadat de signaalgever daarover zelf een signaal heeft afgegeven. Dan pas is hij/zij betrokken in de keten rondom die betreffende jeugdige. De signaalgever beschikt dus niet over de bevoegdheid om te kunnen raadplegen in alle signalen.
Het is een illusie om te denken dat een geautomatiseerd systeem alleen kan zorgen voor meer ketensamenwerking. Daar is inzet en betrokkenheid van mensen voor nodig. Wél kan het systeem de sluitende aanpak van jeugdbeleid ondersteunen. Omdat het ketenpartners inzicht geeft in elkaars betrokkenheid, weten zij elkaar in een vroeg stadium te vinden en kunnen zij acties op elkaar afstemmen. Dit vereist wel dat het systeem zorgvuldig en in goed overleg met de betrokken instellingen is ingevoerd.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bedoeld om snel en efficiënt informatie uit te wisselen. Bij het ontwikkelen van het systeem – dat in nauwe samenwerking met hulpverleners is gebeurd – was een belangrijke eis dat het systeem gebruiksvriendelijk is en geen extra administratieve werkdruk oplevert. De hulpverleners worden via een mailbericht automatisch geïnformeerd als een nieuwe instelling een hulpvraag heeft geregistreerd of een signaal heeft afgegeven. Het grote voordeel is dat hulpverleners elkaar meteen weten te vinden. In het mailbericht staat de naam van de instelling en de naam van de hulpverlener (telefoonnummer en emailadres). Het opvoeren van een signaal kost nagenoeg geen tijd.
Nee. In eerste aanleg is het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd een eenvoudige methode om ketensamenwerking te ondersteunen. Het geeft ketenpartners inzicht in elkaars betrokkenheid bij een cliënt. Daarnaast is er een functie waarmee eventuele problemen en risico’s in de omstandigheden van een cliënt snel kunnen worden gedeeld. Zorginstellingen blijven daarnaast gewoon hun eigen dossieradministratie voeren. In de meeste gevallen worden de systemen van de instellingen gekoppeld aan het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, waardoor de ‘dat’-informatie over een jeugdige automatisch in het signaleringssysteem komt te staan. Het systeem Zorg voor Jeugd biedt dus aanvullende functionaliteiten die vrijwel niet beschikbaar zijn in de systemen van de instellingen.
Onder zorgcoördinatie wordt verstaan alle activiteiten gericht op het regisseren, verbinden, afstemmen en bewaken van de organisatie en uitvoering van de hulpverlening aan een jeugdige op het moment dat in het kader van Zorg voor Jeugd meerdere instellingen betrokken zijn bij een en dezelfde jeugdige. Zorgcoördinatie heeft als doel om een adequaat hulpaanbod te geven aan de jeugdige en (vroegtijdige) risico’s te voorkomen. De verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden is formeel vastgelegd in het convenant Zorg voor Jeugd. Daarin is ook geregeld wie in eerste instantie door het systeem wordt aangewezen voor het uitvoeren van de zorgcoördinatie en welke spelregels de zorgcoördinator in acht moet nemen.
Als twee of meer instellingen bij een jeugdige betrokken zijn, is zorgcoördinatie van toepassing. Uitgangspunt van de zorgcoördinatie is dat deze zo vroeg mogelijk wordt ingezet en niet zwaarder is dan noodzakelijk. De verantwoordelijke zorgcoördinator beoordeelt of en zo ja, welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de risico’s van de jongere te beperken.
Deze functionaris is verantwoordelijk voor de volgende taken:
• De zorgcoördinator analyseert de problematiek op basis van de uitgewisselde signalen en/of ketenregistraties. Op basis van deze analyse stelt de coördinator vast of daadwerkelijk de zorgcoördinatie moet worden geactiveerd. Als dat het geval is checkt de zorgcoördinator in overleg met de betrokken partijen in de keten of hij/zij inderdaad de zorgcoördinatie moet uitvoeren. In veel gevallen zal dat het geval zijn;
• de zorgcoördinator stelt een plan van aanpak op over de jeugdige, in overleg met de betrokken hulpverleners, maakt afspraken met de betrokken hulpverleners en verbindt daaraan termijnen;
• de zorgcoördinator voert de regie over het plan van aanpak;
• de zorgcoördinator houdt gemaakte procedurele afspraken bij in een systeem, waarbij betrokken hulpverleners, start- en beoogde einddatum genoemd worden;
• de zorgcoördinator coördineert de informatie-uitwisseling tussen betrokken hulpverleners;
• de zorgcoördinator verzorgt een efficiënte en adequate terugkoppeling naar signaalgevers;
• de zorgcoördinator verzorgt een efficiënte en adequate informatie-uitwisseling met de jeugdige en/of het gezin;
• de zorgcoördinator monitort de verleende hulp, en stelt het plan van aanpak – indien nodig – bij;
• de zorgcoördinator toetst het nakomen van gemaakte afspraken en neemt de benodigde stappen wanneer afspraken niet worden nagekomen;
• de zorgcoördinator beëindigt de zorgcoördinatie zodra er geen hulpverlener meer betrokken is bij de jeugdige;
• de zorgcoördinator verwijdert signalen wanneer deze kennelijk onjuist zijn na overleg met betrokken hulpverlener;
• de zorgcoördinator meldt de jeugdige af in het systeem zodra de zorgcoördinatie is beëindigd;
• de zorgcoördinator krijgt hiertoe de volgende bevoegdheden:
• de zorgcoördinator wordt door zijn werkgever in staat gesteld de taken uit te voeren, zoals in convenant omschreven;
• de zorgcoördinator is door partijen gemandateerd om hulpverleners van convenantpartijen aan te sturen met het oog op het plan van aanpak.
In het convenant is een escalatieprocedure opgenomen, waarin is vastgelegd hoe de zorgcoördinator moet handelen als hulpverleners het onderling niet eens worden.