De meest gestelde vragen en antwoorden zijn hieronder terug te vinden en in de volgende rubrieken ondergebracht:
Deze vragen en antwoorden worden telkens geactualiseerd. Staat de informatie die u zoekt er niet tussen? Neem dan contact op met de regiobeheerder.
Alle organisaties die hulp verlenen aan jeugdigen of die professioneel betrokken zijn bij jeugdigen doen in principe mee in het systeem. Het is wel zo dat organisaties die geen hulp verlenen aan jeugdigen, zoals onderwijs en politie, alleen signalen afgeven in het systeem. Organisaties die het verlenen van hulp aan jeugdigen als kerntaak hebben, kunnen naast het afgeven van signalen ook de zorgcoördinatie uitvoeren.
Ja, dat kan zeker. Dat is ook de bedoeling.
Dat kan op zich wel maar dat wordt niet gedaan. Er worden alleen koppelingen gerealiseerd met instellingen die zorg bieden aan jeugdigen. Vanuit het leerlingvolgsysteem zouden wel signalen kunnen worden gegeven. Dat kan met een koppeling als het leerlingvolgsysteem beschikt over een functie waarmee signalen worden afgegeven.
Peuterspeelzalen worden benaderd met de vraag of en hoe zijn willen aansluiten op het systeem. Wie zelfstandig signalen wil afgeven, moet gebruik maken van een pc en aansluiting op internet. Dat kan ook vanuit een privé-situatie of een andere werkplek, omdat het signaleringssysteem een internettoepassing is en met een wachtwoord wordt ingelogd.
Nee, dat is geen verplichting.
Het systeem draait op dit moment in heel Noord-Brabant.
Ook de gemeente Dordrecht en de omliggende Drechtsteden gebruiken het systeem. Dat geldt eveneens voor de Hoeksche Waard en voor de provincie Groningen.
Deze landelijke Verwijsindex Risicojongeren registreert risicomeldingen over jongeren van 0 tot 23 jaar. De lokale/regionale systemen, zoals het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, zijn aangesloten op deze index. Wanneer er signalen worden afgegeven over een jeugdige buiten de grenzen van een gemeente of regio waar de jeugdige woont, dan geeft de landelijke verwijsindex deze signalen door naar de lokale/regionale systemen.
In tegenstelling tot de lokale/regionale systemen regelt de landelijke index geen coördinatie van zorg in de keten. Hierover moeten afspraken worden gemaakt op lokaal of regionaal niveau.
Het EKD bevat informatie over het kind, de gezinssituatie en de omgeving volgens het motto: geen kind buiten beeld.
Het gaat hierbij om zogenoemde ‘wat’-informatie.
Zover gaat het Zorg voor Jeugd systeem niet. Wij beginnen bij de basis met een heel eenvoudige methode waarmee zorginstellingen kunnen zien welke ketenpartners nog meer bij hun cliënt betrokken zijn. Vanzelfsprekend is er bij de ontwikkeling van het signaleringsysteem Zorg voor Jeugd rekening mee gehouden dat het systeem de flexibiliteit heeft om in een later stadium in omvangrijker projecten te worden ingepast.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bij uitstek een instrument dat gerichte ondersteuning biedt om de coördinatie van zorg in de keten te versterken. Met het systeem worden problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar in een vroegtijdig stadium gesignaleerd, waarna de coördinatie van zorg in de keten wordt georganiseerd en hulp op elkaar wordt afgestemd.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is ontwikkeld door de gemeente Helmond ontwikkeld in samenwerking met 13 directies. Dit is gebeurd door vooral veel te luisteren en samen te werken. In meerdere fasen van het ontwikkelingsproces zijn directies van instellingen, professionals en vertegenwoordigers van de gemeente bij elkaar gekomen om na te denken over doelen, functies, randvoorwaarden en uitgangspunten. Dat geldt zowel voor de ontwikkeling van de aanpak, als voor de bouw van het systeem. In een proeftuin is het systeem getest. De testresultaten zijn verwerkt in een definitieve versie die nu beschikbaar is voor de markt. Omdat managers en hulpverleners direct betrokken zijn geweest bij de realisatie van het systeem sluit het systeem goed aan op de dagelijkse praktijk. Er is bovendien goed gekeken naar de ervaringen die in het land met andere initiatieven is opgedaan.
Het systeem draait op dit moment in heel Noord-Brabant.
Ook de gemeente Dordrecht en de omliggende Drechtsteden gebruiken het systeem. Dat geldt eveneens voor de Hoeksche Waard en voor de provincie Groningen.
Alle organisaties die hulp verlenen aan jeugdigen of die professioneel betrokken zijn bij jeugdigen doen in principe mee in het systeem. Het is wel zo dat organisaties die geen hulp verlenen aan jeugdigen, zoals onderwijs en politie, alleen signalen afgeven in het systeem. Organisaties die het verlenen van hulp aan jeugdigen als kerntaak hebben, kunnen naast het afgeven van signalen ook de zorgcoördinatie uitvoeren.
In het convenant is een escalatieprocedure opgenomen, waarin is vastgelegd hoe de zorgcoördinator moet handelen als hulpverleners het onderling niet eens worden.
In elk geval op twee momenten: als de jeugdige 24 jaar is geworden en als de zorgcoördinator beslist dat een casus kan worden afgesloten (adequate hulpverlening is dan geboden). Een signaalgever of ketenpartner kan ten alle tijde zijn/haar eigen signaal of ketenregistratie voorzien van een einddatum.
Ja, maar dit is alleen te volgen door de hulpverleners en signaalgevers die betrokken zijn bij de jeugdige.
Positief. Dat is gebleken uit een gehouden draagvlakonderzoek in Helmond.
Ja, dat kan bij de gemeente waar het signaal is afgegeven. Het bezwaarschrift kunt men indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente.
Ja, dat is zo. De verantwoordelijk zorgcoördinator zal dat dan wel moeten vastleggen in het cliëntsysteem van de betreffende instelling.
In Noord-Brabantse gemeenten worden alle ketenregistraties en signalen opgeslagen in één database. Dat is dus geen probleem. Wanneer buiten Noord-Brabant signalen worden afgegeven over hetzelfde kind zal de landelijke verwijsindex (VIR) in de toekomst de relatie leggen tussen het de signalen.
Nee, er worden geen privacyregels geschonden. Het systeem geeft alleen zogenoemde ‘dat’-informatie door. Dat betekent dat alleen gemeld wordt dat er een contact is met een jeugdige. Over de inhoud van het contact en het risico wordt geen informatie uitgewisseld. Overigens is het systeem aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het college en de helpdesk van het Ministerie van Justitie is ook geconsulteerd over het systeem. Daarnaast hebben juristen van de gemeente Helmond, waar het signaleringsysteem Zorg voor Jeugd is ontwikkeld, het systeem doorgelicht.
In opdracht van de provincie Noord-Brabant is een extra toets uitgevoerd door juristen.
De jeugdigen (0-23) die met een hulpvraag worden geregistreerd bij de instellingen, worden (handmatig of geautomatiseerd) opgenomen in de database van Zorg voor Jeugd. Daarmee ziet een instelling automatisch of er ook andere instellingen betrokken zijn. Daarnaast kunnen hulpverleners signalen registreren in het systeem. Zowel bij de signaalregistratie en als bij de registratie van de hulpvraag wordt met behulp van het systeem geverifieerd of deze jeugdige als zodanig ook bekend is in de gemeente of de regio.
In het privacy-advies staat duidelijk vermeld dat het informeren van ouders/wettelijke vertegenwoordigers toereikend is. Als u dat noodzakelijk vindt, kunt u ook een signaal afgeven als de ouders het daar niet mee eens zijn.
In het convenant is geregeld hoe ouders/wettelijke vertegenwoordigers bezwaar kunnen maken als zij het hier niet mee eens zijn.
Ja, dit kan maar dan moet het signaal ingevoerd worden op de naam van het kind. Ook hier geldt: op het moment dat een hulpverlener van mening is dat er mogelijk risico’s ontstaan voor een jeugdige, wordt een signaal afgegeven over de jeugdige.
In de voorbereiding op de invoering van het systeem moeten de volwassenenorganisaties wel zorgvuldig worden geïnstrueerd over deze wijze van signalering.
Dat is zeker zinvol, maar het wordt door het systeem niet opgelegd. Het is aan de beoordeling van de hulpverlener om te beslissen of er een relatie gelegd moet worden met een van de familieleden of andere betrokkenen in de omgeving van de jeugdige. Vastgelegd wordt om welke relatie het gaat, welke hulpverlener de relatie heeft gelegd en op welke datum. Wederom wordt geen enkele ‘wat’-relatie gelegd.
Op het moment dat het systeem twee zorgcoördinerende instellingen vast legt in één gezin ontvangen de zorgcoördinerende instellingen een bericht dat nader afstemming over de zorgcoördinatie noodzakelijk is.
Daarmee wordt een vroegtijdige afstemming gewaarborgd op het moment dat in één gezin twee zorgcoördinatoren door het systeem worden aangewezen.
Indien er twee kinderen worden gemeld uit hetzelfde gezin wordt er geen automatische koppeling gelegd. Iedere casus staat apart.
Het systeem geeft wel een signaal op het moment dat er in één gezin twee zorgcoördinerende instellingen worden geregistreerd. Op het adres is wel zichtbaar in Zorg voor Jeugd dat er ketenregistraties/signalen zijn van twee kinderen uit één gezin.
In dit soort situaties kan er wel een signaal voor het kind in het systeem worden afgegeven. De zorgcoördinator wordt getraind om signalen in te kunnen schatten.
Voor de signaalgevers is een korte handwijzer opgesteld waarin op een eenvoudige wijze is vastgelegd hoe de signaalgever moet omgaan met het afgeven van signalen. Deze handwijzer is beschikbaar voor deelnemende instellingen.
Als er een match wordt gemaakt, worden alle signaalgevers door de zorgcoördinator gebeld. In dat overleg wordt vervolgens informatie gedeeld over het signaal.
Zie tevens www.meldcriteria.nl
De betrokken ketenpartners zullen in onderling overleg afstemmen hoe de signalen worden opgevolgd. Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd wijst automatisch een organisatie aan die de zorgcoördinatie op zich neemt wanneer meer dan één instelling is betrokken. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het opvolgen van de signalen en voor de onderlinge afstemming van de signalen. De automatische aanwijzing is gebaseerd op de afspraken die met de betreffende instellingen zijn gemaakt in het kader van het convenant zorgcoördinatie.
Een registratie in het Zorg voor Jeugdsysteem heeft niet hetzelfde doel als een AMK melding. Het doel van het Zorg voor jeugdsysteem is het op gang brengen van samenwerking rondom jeugdigen tot 23 jaar en gezinnen die risico’s lopen en waarvan men oordeelt dat de samenwerking onvoldoende tot stand komt zonder de registratie in het Zorg voor Jeugdsysteem. Het Zorg voor Jeugdsysteem zelf is een hulpmiddel om de samenwerking te faciliteren. Een registratie in het Zorg voor Jeugdsysteem kan zonder het doen van een melding bij het AMK.
Als er vermoedens zijn van mogelijk kindermishandeling, dan dient men de stappen uit de meldcode te volgen. Deze kunnen uiteindelijk leiden tot een AMK melding. Na het doen van een AMK melding wordt een onderzoek gestart door Bureau Jeugdzorg naar de melding.Als je een melding doet bij het AMK heb je logischerwijs al eerder een signaal afgegeven in het Zorg voor Jeugdsysteem om via een match met andere hulpverleners of registreerders rond het kind in contact te komen.
Klik hier > Verschil en samenhang tussen het Zorg voor Jeugdsysteem en de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling < voor meer informatie.
Als de school/peuterspeelzaal vanwege vakantie gesloten is, worden er vanzelfsprekend ook geen signalen afgegeven.
Hoe de school/peuterspeelzaal de bereikbaarheid geregeld heeft rondom crisissituaties is een interne aangelegenheid. De zorgcoördinerende organisaties hebben dan de verplichting om, gegeven de situatie, te handelen.
Nee, je mag alleen als gebruiker signalen afgeven in Zorg voor Jeugd. Dat is nooit anoniem.
De melder is bij het afgeven van een urgent signaal over een jeugdige verplicht zelf direct telefonisch contact te leggen met de zorgcoördineerde instelling. Direct daarna wordt het signaal geregistreerd in het signaleringssysteem.
Als het een eerste signaal over een kind betreft, dan moet je als signaalgever handelen zoals je altijd doet. Bijvoorbeeld een melding bij het AMK doen als het om kindermishandeling gaat.
Dan moet de signaalgever, zoals ook nu het geval is, zelf actief handelen en contact leggen met bijvoorbeeld maatschappelijk werk/thuiszorg e.d. Het signaal blijft wel in het systeem. Het systeem geeft ook een bericht terug aan de signaalgever, waarin staat dat er (nog) geen andere instellingen betrokken zijn en dat het initiatief van handelen dus ligt bij de signaalgever.
En wordt dan automatisch een zorgcoördinator aangewezen volgens de beslisregels. De beide instellingen die het signaal hebben afgegeven, krijgen hierover een email. Bovendien zien ze na het melden van het signaal, direct in het in het systeem welke instellingen eerder een signaal hebben afgegeven.
Er wordt vanuit gegaan dat iedereen hier professioneel mee om gaat.
De zorgcoördinator zal contact leggen met de signaalgever. De signaalgever zal dan moeten uitleggen waarom hij of zij een signaal heeft afgegeven. Deze procedure waarborgt dat signaalgevers het gebruik van signalen misbruiken. Daarnaast beschikken de signaalgevers over een handwijzer waarin een eenvoudige richtlijn is uitgewerkt met betrekking tot het geven van signalen.
Ja, dat kan bij de gemeente waar het signaal is afgegeven Het bezwaarschrift kan men indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente.
Nee, dat kan niet. Het overzicht van afgegeven signalen over een jeugdige wordt pas zichtbaar nadat een signaal is afgegeven. De signaalgever beschikt dus niet over de bevoegdheid om te kunnen raadplegen in alle signalen.
In het privacy-advies staat duidelijk vermeld dat het informeren van ouders/wettelijke vertegenwoordigers toereikend is. Als u dat noodzakelijk vindt, kunt u ook een signaal afgeven als de ouders het daar niet mee eens zijn.
In het convenant is geregeld hoe ouders/wettelijke vertegenwoordigers bezwaar kunnen maken als zij het hier niet mee eens zijn.
Het is een illusie om te denken dat een geautomatiseerd systeem alleen kan zorgen voor meer ketensamenwerking. Daar is inzet en betrokkenheid van mensen voor nodig. Wél kan het systeem de sluitende aanpak van jeugdbeleid ondersteunen. Omdat het ketenpartners inzicht geeft in elkaars betrokkenheid, weten zij elkaar in een vroeg stadium te vinden en kunnen zij acties op elkaar afstemmen. Uit het draagvlakonderzoek dat in Helmond is gehouden blijkt dat een het systeem een positief effect heeft op de samenwerking. Het systeem moet dan wel zorgvuldig en in goed overleg met de betrokken instellingen worden ingevoerd.
Wij realiseren ons dat de invoering van het signaleringsysteem Zorg voor Jeugd alleen met inbreng en inzet van ketenpartners kan plaatsvinden. Dat is waarom de jeugdzorg zelf actief betrokken is bij de ontwikkeling van het systeem.
In het systeem zelf wordt geen inhoudelijke informatie met elkaar gedeeld. Centraal staat het bevorderen van ketensamenwerking. Daarover zijn alle partijen bereid mee te denken. Welke informatie vervolgens met wie en met welk doel wordt gedeeld is, wordt met de ketenpartners onderling besproken. In de proeftuin in Helmond bleek dat hulpverleners in het belang van een adequate zorg aan jeugdigen graag informatie delen. De hulpverlener zelf bepaalt welke informatie in het belang van het kind/gezin wel en niet gedeeld wordt.
Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bedoeld om snel en efficiënt informatie uit te wisselen. Bij het ontwikkelen van het systeem – dat in nauwe samenwerking met hulpverleners is gebeurd – was een belangrijke eis dat het systeem gebruiksvriendelijk is en geen extra administratieve werkdruk oplevert. De hulpverleners worden via een mailbericht automatisch geïnformeerd als een nieuwe instelling een hulpvraag heeft geregistreerd of een signaal heeft afgegeven. Het grote voordeel is dat hulpverleners elkaar meteen weten te vinden. In het mailbericht staat de naam van de instelling en de naam van de hulpverlener (telefoonnummer en emailadres). Het opvoeren van een signaal kost nagenoeg geen tijd.
Nee. In eerste aanleg is het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd een eenvoudige methode om ketensamenwerking te ondersteunen. Het geeft ketenpartners inzicht in elkaars betrokkenheid bij een cliënt. Daarnaast is er een functie waarmee eventuele problemen en risico’s in de omstandigheden van een cliënt snel kunnen worden gedeeld. Zorginstellingen blijven daarnaast gewoon hun eigen dossieradministratie voeren. In de meeste gevallen worden de systemen van de instellingen gekoppeld aan het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, waardoor de ‘dat’-informatie over een jeugdige automatisch in het signaleringssysteem komt te staan. Het systeem Zorg voor Jeugd biedt dus aanvullende functionaliteiten die vrijwel niet beschikbaar zijn in de systemen van de instellingen.
Dat kan op zich wel maar dat wordt niet gedaan. Er worden alleen koppelingen gerealiseerd met instellingen die zorg bieden aan jeugdigen. Vanuit het leerlingvolgsysteem zouden wel signalen kunnen worden gegeven. Dat kan met een koppeling als het leerlingvolgsysteem beschikt over een functie waarmee signalen worden afgegeven.
Op dit moment is niet inzichtelijk te maken of de taak ketencoördinatie meer capaciteit zal vragen aan een instelling. Het feit dat instellingen in de keten elkaar sneller en directer kunnen vinden levert ook tijdwinst op.
Onder zorgcoördinatie wordt verstaan alle activiteiten gericht op het regisseren, verbinden, afstemmen en bewaken van de organisatie en uitvoering van de hulpverlening aan een jeugdige op het moment dat in het kader van Zorg voor Jeugd meerdere instellingen betrokken zijn bij een en dezelfde jeugdige.
Zorgcoördinatie heeft als doel om een adequaat hulpaanbod te geven aan de jeugdige en (vroegtijdige) risico’s te voorkomen. De verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden is formeel vastgelegd in het convenant Zorg voor Jeugd. Daarin is ook geregeld wie in eerste instantie door het systeem wordt aangewezen voor het uitvoeren van de zorgcoördinatie en welke spelregels de zorgcoördinator in acht moet nemen.
Indien twee of meer instellingen bij een jeugdige betrokken zijn, is zorgcoördinatie van toepassing. Uitgangspunt van de zorgcoördinatie is dat deze zo vroeg mogelijk wordt ingezet en niet zwaarder is dan noodzakelijk. De verantwoordelijke zorgcoördinator beoordeelt of en zo ja, welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de risico’s van de jongere te beperken. Op grond van deze notitie is een takenpakket opgesteld voor de functie zorgcoördinator.
Deze functionaris is verantwoordelijk voor de volgende taken:
• De zorgcoördinator analyseert de problematiek op basis van de uitgewisselde signalen en/of ketenregistraties. Op basis van deze analyse stelt de coördinator vast of daadwerkelijk de zorgcoördinatie moet worden geactiveerd. Als dat het geval is checkt de zorgcoördinator in overleg met de betrokken partijen in de keten of hij/zij inderdaad de zorgcoördinatie moet uitvoeren. In veel gevallen zal dat het geval zijn;
• de zorgcoördinator stelt een plan van aanpak op over de jeugdige, in overleg met de betrokken hulpverleners, maakt afspraken met de betrokken hulpverleners en verbindt daaraan termijnen;
• de zorgcoördinator voert de regie over het plan van aanpak;
• de zorgcoördinator houdt gemaakte procedurele afspraken bij in een systeem, waarbij betrokken hulpverleners, start- en beoogde einddatum genoemd worden;
• de zorgcoördinator coördineert de informatie-uitwisseling tussen betrokken hulpverleners;
• de zorgcoördinator verzorgt een efficiënte en adequate terugkoppeling naar signaalgevers;
• de zorgcoördinator verzorgt een efficiënte en adequate informatie-uitwisseling met de jeugdige en/of het gezin;
• de zorgcoördinator monitort de verleende hulp, en stelt het plan van aanpak – indien nodig – bij;
• de zorgcoördinator toetst het nakomen van gemaakte afspraken en neemt de benodigde stappen wanneer afspraken niet worden nagekomen;
• de zorgcoördinator beëindigt de ketencoördinatie zodra er geen hulpverlener meer betrokken is bij de jeugdige;
• de zorgcoördinator verwijdert signalen wanneer deze kennelijk onjuist zijn na overleg met betrokken hulpverlener;
• de zorgcoördinator meldt de jeugdige af in het systeem zodra de zorgcoördinatie is beëindigd;
• de zorgcoördinator krijgt hiertoe de volgende bevoegdheden:
– de zorgcoördinator wordt door zijn werkgever in staat gesteld de taken uit te voeren, zoals in convenant omschreven;
– de zorgcoördinator is door partijen gemandateerd om hulpverleners van convenantpartijen aan te sturen met het oog op het plan van aanpak.
De zorgcoördinator moet in ieder geval beschikken over de volgende kwalificaties:
Een professional met een HBO- werkniveau en denkniveau die:
• een plan van aanpak kan maken;
• een bijeenkomst kan leiden van betrokken hulpverleners;
• regie over het plan van aanpak kan voeren;
• andere hulpverleners kan aanspreken en aansturen;
• inzicht heeft in de lokale sociale kaart;
• inzicht heeft in het verloop van hulpverleningsprocessen;
• mensen kan enthousiasmeren en motiveren;
• indien noodzakelijk contact met de jeugdige zijn ouders en/of verzorgers opneemt om het hulpverleningstraject op gang te brengen en verbindend kan werken;
• die binnen zijn of haar organisatie een positie bekleedt waarvan collega’s zorgcoördinatie accepteren.
De kwaliteit van de zorgcoördinatie is als volgt gewaarborgd:
• De taken en kwalificaties van de zorgcoördinator zijn vastgelegd.
• Er is een werkmethodiek en training ontwikkeld voor de zorgcoördinator.
• De implementatie is in nauw overleg met de directies van de instellingen georganiseerd.
• Door monitoren kunnen gemeenten zien of afspraken worden nagekomen.
• Wanneer een zorgcoördinator zijn of haar taken niet volgens afspraken uitvoert zullen de betrokken hulpverleners en signaalgevers de zorgcoördinator daarop aanspreken. Het systeem heeft een “zuiverende” werking.
In het convenant is een escalatieprocedure opgenomen, waarin is vastgelegd hoe de zorgcoördinator moet handelen als hulpverleners het onderling niet eens worden.
Escalatieprocedure
Indien de zorgcoördinator door verschil van mening met de betrokken hulpverleners niet in staat is een plan van aanpak op te stellen c.q. uit te laten voeren stelt de zorgcoördinator de escalatieprocedure in werking. De procedure die wordt gehanteerd is de volgende:
1. de zorgcoördinator schakelt zijn directie in;
2. de directie van de zorgcoördinator schakelt binnen twee werkdagen de betrokken directies in met het doel heldere afspraken te maken over het hulpaanbod en de inspanningsverplichtingen van de deelnemende instellingen. De directeuren van de deelnemende instellingen komen binnen twee werkdagen tot een uitspraak;
3. Indien de directeuren niet binnen twee werkdagen tot overeenstemming komen, legt de directie van de zorgcoördinerende instelling de knelpunten binnen twee werkdagen voor aan de portefeuillehouder jeugd van de betreffende gemeenten;
4. de portefeuillehouder legt zijn uitspraak binnen twee werkdagen als opdracht terug bij de verantwoordelijke directeur;
5. de verantwoordelijke directeur informeert dezelfde dag de betrokken directieleden;
6. de verantwoordelijke directeur geeft dan ook de zorgcoördinator de opdracht het besluit uit te voeren in goed overleg met de betrokken hulpverleners.
NB: Bureau Jeugdzorg heeft de doorzettingsmacht wanneer het om een klant van Bureau Jeugdzorg gaat uit de sector Jeugdbescherming of Jeugdreclassering.
De portefeuillehouder heeft de doorzettingsmacht als het gaat om een klant van Bureau Jeugdzorg uit de Toegang.
De escalatieprocedure is adequaat ingericht. De processtappen, de tijdlimieten en de betrokken functionarissen zijn nauwgezet omgeschreven. De praktijk zal duidelijk maken of de procedure echt zal werken.
Op dit moment is niet inzichtelijk te maken of de taak zorgcoördinatie meer capaciteit zal vragen aan een instelling. Het feit dat instellingen in de keten elkaar sneller en directer kunnen vinden levert ook tijdwinst op. Op basis van ervaringen zal vastgesteld worden welke impact de taak heeft op de inzet van capaciteit.
Ja, maar dit is alleen te volgen door de hulpverleners en signaalgevers die betrokken zijn bij de jeugdige.