Met ondersteuning van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd komen instellingen in de keten van jeugdzorg in vier stappen tot een betere hulpverlening.
1. Registreren
Jeugdigen met een hulpvraag worden geregistreerd in het eigen cliëntsysteem van een instelling. De zogenoemde ‘dat’-gegevens uit deze registratie worden handmatig of door middel van een geautomatiseerde koppeling doorgegeven aan Zorg voor Jeugd. De instellingen die bij een bepaalde jeugdige zijn betrokken, worden automatisch via een mailbericht geïnformeerd als dezelfde jeugdige door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling, wordt geregistreerd. Daarmee hebben de instellingen en hulpverleners continu inzicht in de instellingen die contact hebben met de jeugdige.
2. Signaleren
Als een hulpverlener of professional een probleemsituatie constateert, voert hij of zij een signaal in het systeem in. Ook deze signalering wordt direct via de mail doorgegeven aan alle betrokken instellingen.
3. Coördineren
Wanneer meerdere instellingen betrokken zijn bij een jeugdige, start de ketencoördinatie. Hierover zijn afspraken gemaakt in een convenant (afspraken) met alle betrokken instellingen in een gemeente of regio. Op grond van de beslisregels in het zorgconvenant wijst het systeem automatisch aan welke instelling de ketencoördinatie heeft. Hierover ontvangt de betreffende instelling een mailbericht.
4. Hulp verlenen
De ketencoördinator bepaalt per situatie of het nodig is om hulp te verlenen / af te stemmen. Dit gebeurt in overleg met betrokken hulpverleners en ouders/jongere.
Het systeem heeft geen mogelijkheden tot het registreren van inhoudelijke informatie over de jeugdige en de geboden hulpverlening, de zogenoemde ‘wat’-informatie. Het is dus uitdrukkelijk geen Elektronisch Kinddossier.